Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Moab is mijn [26]waspot; op Edom zal ik mijn [27]schoen werpen! [28]juich over mij, o gij Palestina! 26. Dat is, ik zal de Moabieten en andere vreemde vijandelijke volken zo vernederen, dat ik hen tot mijn slechtste en verachtelijkste diensten zal gebruiken. Verg. 2 Sam.8:2. Hebr. pot mijner wassing. 27. Dat is, ik zal hen tenonder brengen, bezitten, erven en als onder mijne voeten leggen. Verg. Ruth 4:7, en Richt.5:21. 28. Dit spreekt hij spottenderwijze tot de trotse Filistijnen, die gewoon waren Israel te beschimpen, willende zeggen dat hij integendeel over hen zal triomferen en juichen, gelijk hij deze woorden verklaart in de herhaling hfdst.108 vs.10.